Sjef van Trappen


Sjef van Trappen.

De oudere inwoners van Hengstdijk herinneren zich ongetwijfeld wel Sjef van Trappen. Eigenlijk heette hij helemaal geen Sjef maar Pieter Franciscus. Maar in die tijd was het wel meer gebruikelijk dat iemand een afwijkende aanspreeknaam had.
Van oorsprong was Sjef geen Hengstdijkenaar. Hij werd geboren in Hontenisse op 15 mei 1881 als zoon van Pieter van Trappen en Paulina Piron.
Van zijn vroege jeugdjaren is niet veel bekend. Hoogstwaarschijnlijk werkte hij als landarbeider. Zijn vader overleed toen Sjef 19 jaar was. Mogelijk beviel hem het werken op het land niet zo goed want op zijn 27e verjaardag (15 mei 1908) tekent hij in Venlo een vrijwillige overeenkomst van 6 jaar als soldaat bij de Koloniale Troepen en vertrekt hij vanuit Amsterdam op 27 juni van dat jaar voorzien van 200,-- gulden handgeld met het stoomschip ‘’Koningin Wilhelmina’’ naar Indonesië.

Daar blijft het niet bij; in 1914 verlengt hij zijn overeenkomst met 4 jaar en vervolgens zowel in 1918 als in 1920 met nog eens 2 jaar. En in 1922 plakt hij er nog een jaar aan vast. In totaal was Sjef ruim 15 jaar in koloniale dienst. Vanaf 1914 als korporaal en in zijn laatste jaar als brigadier.

In Indonesië heeft Sjef een relatie met een Indonesische vrouw. Haar naam is onbekend en of hij met haar getrouwd was evenmin, maar het gerucht ging destijds dat hij bang was om door haar vergiftigd te worden. Blijkbaar was dat daar geen ongebruikelijke gewoonte om als vrouw vermogen te verkrijgen. Van echte liefde was vaak geen sprake. Sjef durfde blijkbaar zijn overeenkomst niet meer te verlengen en keerde spoorslags naar het vaderland terug.

In juli 1923 komt hij met stoomschip ‘’Prins der Nederlanden’’ aan in Amsterdam om voorgoed in Nederland te blijven. Behalve de aantekening van goed gedrag ontvangt hij ook een pensioen van 588,-- gulden per jaar. Wel heel bijzonder om op 42-jarige leeftijd al pensioen te ontvangen. Sjef gaat terug naar huis, bij moeder wonen (Groenendijk 33) en gaat als landbouwknecht weer aan het werk. Moeder overlijdt op 4 augustus 1924, waarvan Sjef aangifte doet.



Uit: https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/archief/2.10.50/invnr/270/file/NL-HaNA_2.10.50_270_0096 pagina 96

Van de periode 1924 tot halverwege de jaren ’30 is veel minder bekend over Sjef. Uit naspeurwerk in het gemeentelijk archief blijkt dat hij niet in het ouderlijk huis blijft wonen maar op diverse adressen in en rond Hengstdijk, steeds bij boeren, stond ingeschreven als landarbeider. Zo woonde hij in die periode bij de families van Heese, de Maagd en van Troost.
Blijkbaar had hij na enige tijd genoeg van knecht bij de boer zijn, want halverwege de jaren ’30 kwam hij terecht bij Jan Collet en Thiele de Kort. Het echtpaar woonde in de Kerkstraat in het huis waar nu Marie van de Lavoir nog steeds woont. Naast de zorg voor het huishouden dreef Thiele daar een kruidenierswinkel en Jan werkte bij boer van Wesemael aan het eind van ‘’de padjes’’.
Ook voor Sjef was er plaats want vanaf die tijd ‘’lag hij daar in de kost’’, zoals dat vroeger gezegd werd. Hij leefde van zijn pensioen. Natuurlijk betaalde hij kostgeld. Piet, de oudste zoon van Jan en Thiele, weet te vertellen dat het om 1 gulden per week ging.
Sjef werkte toen niet meer als landarbeider, maar deed wel bij een aantal mensen op Hengstdijk ‘’d’n of’’ Natuurlijk ontving hij daar een vergoeding voor die hij graag gebruikte om in de plaatselijke cafés (o.a. bij Piet Compiet en Marie van den Bosch) een borreltje te nemen.
Tijdens de oorlog verhuisde het gezin Collet van de Kerkstraat naar de Plevierstraat en betrok daar de woning waar nu de dierenartsenpraktijk is. En Sjef verhuisde mee. Behalve een winkel werd daar ook café gehouden. Hij sliep in de opkamer van het huis, af en toe ook wel als toneelpodium in gebruik. Behalve als Thiele moest bevallen, want dan werd die kamer als kraamkamer gebruikt.
Celina, een van de dochters van het gezin vertelt dat Sjef af en toe een vaderrol in het gezin vertolkte. ‘’Als wij teveel lawaai maakten of iets anders stouts deden sprak Sjef ons vermanend toe. En als hij zin in een borreltje had maakte hij dat zonder woorden, met een eenvoudig handgebaar kenbaar en wij schonken dat dan in.’’
Sjef droeg altijd een pet en had een stevige snor. Hij liep een beetje voorovergebogen door de Hengstdijkse straten. Hij had een broer die Fons heette en al vroeg in het ‘’Lievenhuis’’ in Groenendijk terecht was gekomen. Op zondagmiddag ging hij daar te voet naar toe. Vaak ging dan een van de kinderen Collet met ‘m mee.
Even is hij weg geweest bij de familie Collet om zijn intrek te nemen bij Sjef van Heese en Marie van de Bosch, maar na 2 weken stond hij terug op de stoep bij Jan en Thiele met de vraag of hij alstublieft terug mocht komen. Blijkbaar was de kortstondige verhuizing niet goed bevallen. Jan en Thiele hadden een groot hart en Sjef vond weer een warm welkom bij de familie.

Toen in de eerste maanden van 1959 Thiele ernstig ziek werd en eind maart op 54-jarige leeftijd veel te vroeg overleed zei Sjef tegen Jan dat het met hem ook niet lang meer zou duren. Hij had het goed aangevoeld want op 27 april precies een maand na het overlijden van Thiele overleed Sjef op 78-jarige leeftijd. Op het bidprentje valt te lezen dat hij is overleden aan ‘’een ongeneesbare kwaal.’’ ……… en dat ‘’ het beter is te sterven dan nog langer te leven.’’

 
Het overlijdensbericht van Sjef Het bidprentje van Sjef



April 2025

Met dank aan Piet en Celina Collet, de archivaris van de gemeente Hulst en Jurgen Krieckaert.